Om te bevorderen dat er tussen de ondernemer en de ondernemingsraad een open dialoog kan plaatsvinden zonder dat de ondernemer hoeft te vrezen dat allerlei bedrijfsgeheimen direct op straat komen te liggen, bepaalt artikel 20 van de Wet op de ondernemingsraden dat voor leden van de ondernemingsraad een geheimhoudingsplicht geldt. Dit geldt ook voor zijn commissieleden en geraadpleegde deskundigen. Zij zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken en bedrijfsgeheimen die zij in hun hoedanigheid vernemen. Daarnaast kan de ondernemer aan de ondernemingsraad of een betrokken commissie geheimhouding opleggen ten aanzien van een bepaalde aangelegenheid. Deze geheimhouding strekt zich dan ook uit tot aangelegenheden waarvan de leden, in verband met de opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen.
Het opleggen van geheimhouding door de ondernemer
Het voornemen om geheimhouding op te leggen, moet zoveel als mogelijk vóór de behandeling van de betrokken kwestie worden medegedeeld. De ondernemingsraad heeft dan de mogelijkheid om de door de ondernemer gewenste geheimhouding af te wijzen. Dat kan er dan wel doe leiden dat de betreffende kwestie niet in de ondernemingsraad wordt behandeld.
Als geheimhouding wordt opgelegd, moet daarbij worden aangegeven:
welke schriftelijk en/of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen;
hoe lang de geheimhouding duurt; en
of er personen zijn ten aanzien van wie de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen.
Van het opleggen van geheimhouding dient de ondernemer terughoudend gebruik te maken. Een plicht tot geheimhouding belemmert namelijk het contact van de ondernemingsraad met zijn achterban. Het opleggen van geheimhouding wordt door de rechter zelfs onaanvaardbaar geacht als het betrekking heeft op een sociaal plan. Daardoor wordt de ondernemingsraad namelijk belet een wezenlijk deel van zijn taak uit te oefenen: het consulteren van de achterban.
De opgelegde geheimhouding strekt zich ook uit tot aangelegenheden waarvan de leden, in verband met de opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Het gaat hierbij meestal gaan om een aangelegenheid ten aanzien waarvan eerder geheimhouding is opgelegd en op een later moment nader informatie wordt verschaft zonder dat daarbij opnieuw geheimhouding wordt opgelegd.
Schending van de geheimhoudingsplicht
Wanneer een ondernemingsraad-lid de geheimhoudingsplicht schendt, kan dat leiden tot de volgende sancties:
Uitsluiting van de werkzaamheden van de ondernemingsraad;
Ontslag op staande voet of ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege (ernstig) verwijtbaar handelen;
Indien een geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst is overeengekomen met daaraan gekoppeld een boeteclausule: het moeten betalen van een boete aan de werkgever;
Strafrechtelijke veroordeling nu schending van de geheimhoudingsplicht van een ondernemingsraad-lid strafbaar is gesteld (gevangenisstraf van maximaal een jaar of een geldboete van ten hoogste EUR 21.750,-).
Opheffen geheimhoudingsplicht door de kantonrechter
Is er eenmaal geheimhouding opgelegd, dan heeft een ondernemingsraad-lid niet de mogelijkheid die geheimhoudingsplicht eenzijdig ongedaan te maken. Wel kan de ondernemingsraad (of een lid daarvan) de kantonrechter vragen de opgelegde geheimhouding op te heffen. De kantonrechter zal hiertoe overgaan als de ondernemer bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het opleggen van de geheimhouding had kunnen besluiten.
Einde lidmaatschap ondernemingsraad betekent niet einde plicht tot geheimhouding
Wanneer een lid van de ondernemingsraad zijn lidmaatschap van de ondernemingsraad opzegt, blijft hij onverkort gebonden aan de geheimhoudingsplicht. Dit geldt ook wanneer een ondernemingsraad-lid zijn dienstverband opzegt: ook dan blijft hij gebonden aan de geheimhouding. Voor de opgelegde geheimhoudingsplicht geldt dit uiteraard slechts voor de duur hiervan.
Sparck ondersteunt u graag bij al uw juridische vragen, neem contact met ons op en we helpen u verder.
Comments